Kibbeling, tonijnsalade of een pangasiusfilet. Bij sommige mensen staat het wekelijks op het menu, maar tegen een stukje vlees zeggen ze nee. We noemen ze pescotariers, mensen die wel vis eten en geen vlees. Waarom kiezen ze hiervoor?
Door Sisi van Halsema en Moniek Smit
‘S ochtends, ‘s avonds, op brood. Ik at echt belachelijk veel vlees,’ zegt Marieke Jacobs. ‘Ik dacht dat kan wel wat minder. Wel ben ik altijd vis blijven eten.’
Geen stukje biefstuk in een chique restaurant of een braadworst van de barbecue, maar wel haringhappen op de markt of sushi met rauwe zalm. De groep mensen in Nederland die wel vis eet en geen vlees, de zogenaamde pescotariërs (2,6%), is nog altijd groter dan de groep mensen die vegetarisch (1,7%) of volledig plantaardig (0,4%) eet. Dat blijkt uit onderzoek van het CBS. Maar waarom stoppen mensen met vlees, terwijl ze wel vis blijven eten?

De 24-jarige Jacobs werd anderhalf jaar geleden pescotariër. Dat ontstond min of meer toevallig. Het begon met het minderen van vlees om minder bij te dragen aan de belasting van het milieu. ‘Ik merkte in die tijd dat ik er last van had als ik nog vlees at. Toen stopte ik er dus maar helemaal mee.’ Maar af en toe een visje? ‘Dat at ik nog wel.’
De verandering in haar eetpatroon had dus in eerste instantie te maken met het klimaat. Later kwam daar ook haar gezondheid bij. Dit zijn over het algemeen twee van de voornaamste redenen om pescotariër te worden. Een andere reden is dierenwelzijn: over vissen heerst het beeld dat ze vrij kunnen rondzwemmen in de zee en daarom minder lijden.
Een van de eerste pescotariërs was hoogstwaarschijnlijk de Griekse filosoof Pythagoras in de vijfde eeuw voor Christus. Hij noemde zichzelf vegetariër, maar er wordt gedacht dat hij wel vis at. Zijn volgelingen namen zijn dieet over, omdat ze dachten dat het hun levensduur zou verlengen.
Het geloof in de heilzame werking van vis is niet helemaal achtergebleven in de tijd van Pythagoras. Tot 2015 luidde het advies van de Gezondheidsraad nog om twee keer per week vis te eten. ‘Maar zo’n advies is flauwekul,’ zegt milieuwetenschapper Sanderine Nonhebel. Als je de hele wereldbevolking ten minste twee keer per week wil voeden met haring of tonijn, ‘dan zou de zee binnen een paar jaar leeg zijn.’ Inmiddels adviseert het Voedingscentrum om één keer per week vette vis te eten, zoals makreel of zalm, omdat visvetzuren goed zijn voor het hart en de bloedvaten.
‘Ik stopte met vlees eten toen ik veertien jaar was,’ zegt dierethicus Willem Vermaat. Hij bleef net als Jacobs eerst wel vis eten. ‘Ik dacht dat vis gezond was. En vissen hadden toch vrij rondgezwommen in de zee.’ Een paar jaar later besloot hij toch zijn stukje vis te laten liggen. Zo ging hij van pescotariër naar vegetariër en uiteindelijk werd hij veganist.
Als dierethicus ziet Vermaat hij dat we minder empathie hebben met vissen dan met veel zoogdieren.‘We schrikken enorm van een varkenskop in de vriezer, maar als we hetzelfde zien van een vis hebben we daar minder moeite mee.’ Volgens Vermaat kun je aan een varken of een koe kun je veel beter zien dat hij pijn heeft. Bij een vis is dat veel moeilijker. Toch zijn er ook onderzoeken die suggereren dat vissen wel prikkels kunnen voelen die wij als pijn zouden ervaren. Of vissen die prikkels daadwerkelijk als pijn registreren, daarover verschillen onderzoekers van mening.
Van de vis die op ons bord belandt, wordt een deel gekweekt in zogenaamde viskooien. Een ander deel wordt gevangen. Aan beide manieren kleven nadelen voor het klimaat, zegt milieuwetenschapper Sanderine Nonhebel.
Volgens Nonhebel zijn de milieueffecten van de kweekvis vergelijkbaar met die van de bio-industrie. Voor de gezondheid van kweekvissen wordt antibiotica gebruikt. Dit komt in het water terecht. Daarnaast zorgen de productie en het transport van vissenvoer, bijvoorbeeld sojabonen, voor de uitstoot van CO2. Ook eten kweekvissen vismeel. Daar worden weer andere vissen voor gebruikt.
Met visvangst op open water gaan andere milieuproblemen gepaard: voor het vangen van vis is veel brandstof nodig om alle vissersschepen te laten varen. ‘Bovendien vangen we te veel vis,’ zegt Nonhebel. ‘De visstand gaat achteruit door overbevissing. Als we in dit tempo doorgaan met visvangst, dan kan dat ook gevolgen hebben voor grotere zeedieren. Als we de zee leegvissen, gooien we het ecosysteem over de kop.’
Volgens Nonhebel kunnen we de zee beter benutten als voedselbron door bijvoorbeeld garnalen en mosselen of algen en zeewier te eten. ‘Die zitten lager in de voedselketen. Nu eten we als het ware de tijgers van de zee: forellen en zalmen zijn roofdieren en hebben veel kleine visjes nodig om groot te worden.’
Als Jacobs over haar manier van eten vertelt krijgt ze wel eens de vraag: ‘huh, hoezo dan wel vis?’ Maar hele negatieve reacties krijgt ze nooit. Voor zichzelf kan ze het goed rechtvaardigen. ‘Ik eet één of twee keer per week vis. Mijn visconsumptie is lang niet zo groot als mijn vleesconsumptie ooit was.’